Gisteren hadden we onze eerste praktijkopdracht voor deze periode, namelijk de Pompenbak. Deze praktijkopdracht hoort bij de stof van Techniek 3, de module die we de laatste periode van het afgelopen studiejaar kregen.
De Pompenbak-proef wordt uitgevoerd in de machinekamer beneden in het gebouw. Hier staat een opstelling met een watertank en twee (verschillende) centrifugaalpompen, en vele meetinstrumenten waaronder flowmeters en manometers. De bedoeling was dat we van elke pomp een pomp- en een leidingskarakteristiek maakten.
Een pompkarakteristiek is een kromme met op de x-as de volumestroom (flow) en op de y-as de manometrische druk. Beide gegevens zijn binnen de opstelling te meten. De metingen en pompen werden gestart met een gesloten persafsluiter. Vervolgens openden we de persafsluiter telkens een stukje, en namen continu metingen op van onder andere de manometrische druk en de volumestroom. Na afloop hebben we deze gegevens in de kromme gezet, waarna we onze pompkarateristieken hadden.
Een leidingskarakteristiek maak je op ongeveer dezelfde manier. In dit geval regel je echter de frequentie van de elektromotor van de pomp, en neem je de metingen opnieuw op. Deze metingen worden ook in de grafiek gezet met de manometrische druk en de volumestroom. Dit geeft de leidingskarakteristiek. Wanneer men zowel de pompkarakteristiek van een pomp en de leidingskarakteristiek in één grafiek zet, vindt men het werkpunt.
Bij onze opdracht hebben we, na het bepalen van de aparte karakteristieken, de afsluiters zo gezet dat de pompen in serie, en daarna in parallel gingen draaien. Voor beide situaties bepaalden we ten slotte ook de pompkarakteristieken. Van de opdracht moet een verslag worden ingeleverd waar alle gegevens, grafieken, en nog enkele berekeningen in zijn uitgewerkt.